Het kabinet wil in 2030 zo’n 900.000 nieuwe woningen erbij en anderhalf miljoen bestaande woningen van het gas af. Dat kan, zegt het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in een analyse.
Daarvoor is wel een groei van de werkgelegenheid nodig van 1,8% per jaar. Ook moet de arbeidsproductiviteit omhoog met 1,6% per jaar. Stevige cijfers, geeft het EIB toe, “maar het vergt geen grote opschaling of technologische doorbraken om dit te realiseren.”
Op verzoek van brancheorganisatie Bouwend Nederland bracht het EIB in een ‘Analyse Bouwcapaciteit’ in kaart of de bouw de hoge ambities van de overheid kan realiseren, gezien de vele vacatures in de sector.
Vorige week meldde vakblad Cobouw dat het aantal arbeidskrachten bij lange na niet voldoende zal zijn. Ook de Vereniging Nederlandse Gemeenten zette vraagtekens bij de plannen van de overheid. Maar volgens het EIB kan het dus wel.
Knelpunten
Op korte termijn voorziet het instituut overigens wel knelpunten. Als we in 2024 al direct op willen schalen naar 100.000 nieuwbouwwoningen per jaar én tegelijkertijd een grote sprong in verduurzaming willen maken, zijn er 50.000 extra arbeidskrachten nodig. Zo’n groei is eerder gerealiseerd in de periode 2017-2019, maar toen was de arbeidsmarkt niet zo krap als nu.
De vraag rijst dan ook of een evenwichtigere fasering niet wenselijk is – ook al omdat andere factoren buiten de bouwcapaciteit een dermate snelle opschaling niet aannemelijk maken, relativeert het EIB. De doelstellingen op middellange en lange termijn hoeven niet in gevaar te komen als we nu wat meer tijd nemen om in te groeien naar de hoge niveaus die moeten worden gehaald.
Ook vraag het EIB zich af of het – geheel buiten de bouwcapaciteit om – wel mogelijk is om zo snel op te schalen bij met name de woningbouw. Met andere woorden, de kans lijkt groot dat een meer evenwichtige fasering vanzelf tot stand komt doordat het nu eenmaal tijd kost om zaken in beweging te krijgen.
Flexibel
De bouwsector is flexibel, benadrukt het EIB. De capaciteit is geen boekhoudsom. Zo kunnen hulpkrachten vakmensen werk uit handen nemen. Het werk kan anders worden ingericht waardoor er minder schaarse krachten nodig zijn. En bouwbedrijven kunnen investeren in arbeidsbesparende technieken.
Daarnaast verkeren bouwbedrijven in heel verschillende situaties. Uit de maandelijkse conjunctuur-enquêtes van het EIB blijkt dat slechts 20% van de bedrijven productiebelemmering ervaart door schaarste aan personeel; voor de resterende 80% geldt dit dus niet.
Een belangrijke bron die voor flexibiliteit zorgt is de instroom van buitenlandse arbeidskrachten. Hun aantal groeit structureel – afgezien van een dip tijdens de coronapandemie. Wanneer de arbeidsvoorwaarden aantrekkelijker worden, kan hun aanbod nog verder toenemen.
Binnenstedelijk gebied
Ten slotte kan ook het overheidsbeleid bijdragen aan een minder sterke groei van de vereiste arbeidscapaciteit in de bouw. Complexiteit is vaak de vijand van doelmatigheid in de bouw. Woningbouw in dichtbebouwd binnenstedelijk gebied maakt de logistiek lastig. Vaak moet er infrastructuur worden verplaatst, soms moet de bodem gesaneerd worden. Bovendien komen projecten vaak onder bezwaar te liggen als omwonenden er last krijgen, zeker bij hoogbouw.
Al deze factoren zorgen voor minder efficiency bij de bouw: langere doorlooptijden, hogere kosten, en extra arbeidscapaciteit. Het EIB pleit dan ook voor “een wat evenwichtigere balans tussen kleine en grote projecten en tussen binnen- en buitenstedelijke woningbouw”.
Duurzaamheid
In het verlengde kan ook “de stapeling van politiek bepaalde wensen rond de woningnieuwbouw” wel een tandje minder. Allerlei “bovenwettelijke eisen op het gebied van duurzaamheid en nieuwe eisen rond circulariteit” hebben consequenties voor doorlooptijden en kosten extra arbeidscapaciteit. Iets meer terughoudendheid daarin zou schelen in kosten en een (onnodig) beroep op bouwcapaciteit.
Bron: ‘Bouwambities van het kabinet zijn wel degelijk haalbaar’ | Vastgoedactueel
Bekijk het gehele artikel